In ons bloed zitten stoffen die voor bloedstolling zorgen, ze worden gebruikt als je een wondje hebt. Bij trombose gaat dit allemaal niet zoals het hoort, je bloed gaat stollen als er geen wondje is of je hebt een bloedprop die maar doorgroeit en doorgroeit. Doordat de bloedprop steeds groter wordt sluit het een bloedvat of ader af. Als je er snel bij bent is het goed te behandelen, maar als je later bent kunnen de gevolgen groot zijn.
Soorten trombose
Er zijn twee verschillende soorten trombose, je hebt een veneuze en arteriële versie. Beide kunnen erg schadelijk voor je lichaam zijn en zelfs gevolgen overlijden als gevolg hebben.
Perifere arteriële embolie komt veel minder vaak voor dan perifere veneuze trombose, maar heeft meestal wel ernstigere gevolgen. Bij veneuze trombose van het been is de afvoer van het bloed bemoeilijkt en wordt het rood-blauw en dik. Bij een arteriële embolie van het been wordt de toevoer van bloed en zuurstof naar delen van het been tegengehouden. Dit kan daardoor leiden tot afsterven (necrose) van het sommige weefsels en daardoor ook van het been. Het been wordt dan wit en begint heel erg pijn te doen.
Veneuze trombose
Veneuze trombose houdt kort gezegd in dat er een ader verstopt raakt. Dit gebeurt vaak in het been en wordt dan een trombosebeen of diepe veneuze trombose genoemd. In dit geval is het gevaar dat er bloedpropjes losschieten en die bloedpropjes kunnen gaan vastzitten in de longvaten, dit heet ook wel longembolie. Je hebt grotere kans op een trombosebeen als je langdurig stilzit, dit kan komen door bijvoorbeeld langdurige ziekte, lange vliegreis of een gebroken been. Ook kunnen er erfelijke factoren een rol spelen, dit betekend dat het mechanisme van de stolling verstoord wordt. Dit kan bijvoorbeeld komen door de erfelijke ziekte Factor V Leiden. In de meeste gevallen betekent dit dat je antistollingsmedicijnen moet slikken en eventueel een Therapeutische Elastische Kous moet dragen.
Arteriële trombose
In het bloedvatensysteem zijn er twee soorten bloedvaten: slagaders oftewel arteriën en aders ook wel genaamd venen. In de slagaders wordt het bloed onder hoge druk via het hart naar verschillende organen gepompt. Bij aders keert het bloed met een veel lagere druk weer terug naar het hart. Je moet het een beetje zien als dat je naar school fietst met haast, omdat je dan bang bent dat je anders te laat komt en op de terugweg juist veel rustiger aan doet, omdat je gewoon lekker naar huis gaat.
De klassieke trombose (veneuze trombose) komt voor in de aders, als het voor komt in de slagaders dan heet dat een embolie. Hier komen herseninfarcten (beroertes) en hartinfarcten van, dit zijn arteriële embolieën.
Als je een perifere arteriële embolie hebt, is het belangrijk dat er snel wordt ingegrepen. Er moet namelijk meer worden gedaan dan alleen het opstarten van antistolling, zodat de bloedtoevoer snel herstelt. Vaak moet de trombus, dit is een bloedprop ook wel een verstopt bloedvat, met een operatie verwijderd worden. Het kan ook opgelost worden door speciale medicijnen (bijv. trombolytica) te slikken.
Trombosebeen
Een trombosebeen is de meest voorkomende vorm van trombose, dit is waar het eigenlijk allemaal begint. Het is daarom belangrijk om te weten wat het inhoudt en wat je ertegen kunt doen.
Je kunt een trombosebeen herkennen aan:
- Een dik en glanzende kuit.
- Je been begint pijn te doen en wordt vaak ook rood en warm.
- Dit kan plotseling gebeuren, maar ook binnen een paar dagen.
Ondanks al deze symptomen kan het ook voorkomen dat je niks van een trombosebeen merkt. Het geeft niet altijd de klachten.
Soms laat een stukje stolsel los en stroomt het dan naar de long. Daar sluit het stolsel een bloedvat af. Hierdoor werkt een deel van de long minder goed of niet. In dit geval heb je dan een longembolie. Symptomen van een longembolie zijn:
- Je begint sneller te ademen dan normaal
- Het ademen doet pijn
- Je kunt last krijgen van hartkloppingen
- Het kan zijn dat je slijm met een beetje bloed ophoest.
Er zijn verschillende dingen die de kans op trombose groter maken, de kans op trombose is groter:
- Voor vrouwen
- Voor ouderen
- Als je een gebroken been in het gips hebt
- Als je een grote operatie ondergaat
- Bij sommige ernstige ziektes, zoals kanker
- Als je rookt
- Als je een erfelijke stollingsziekte hebt
- Als je een operatie aan je beent krijgt
- Als je de prikpil gebruikt of voorbehoedsmiddelen met het vrouwelijk hormoon oestrogeen. (De pil, hormoonring of hormoonpleisters)
- Als je rookt
- Als je al eens een trombosebeen hebt gehad
Dingen die je kunt doen om een trombosebeen te voorkomen
Je kunt een trombosebeen krijgen door een lange periode te liggen of rust te houden. Dit kan zijn door ziekte, operatie of een gebroken been. Als dit het geval is, is het verstandig om regelmatig toch even te bewegen, je kunt in overleg met een arts of fysio eventueel oefeningen bespreken die mogelijk zijn. Zodra het kan is het belangrijk om af en toe even uit bed te komen en een eindje te lopen.
Als je een lange reis gaat maken met het vliegtuig, bus of auto is het ook belangrijk om af toe even de beentjes te strekken. Het bloed stroomt beter als je tijdens de reis even wat beweegt. Je kunt dit doen door in het gangpad een stukje te lopen of bepaalde oefeningen te doen op je stoel zoals, buig en strekoefeningen en rondjes te draaien met je voeten. Doe deze oefeningen dan om de 2 uur voor het maximale effect. Als je met de auto bent kun je natuurlijk even een tussenstop maken en een stukje lopen.
Met een geschiedenis van een trombosebeen heb je meer kans om het nog eens te krijgen. Daarom is het verstandig om tijdens een lange reis van langer dan 4 uur steunkousen te dragen. Deze helpen je met het voorkomen van een trombosebeen.
Overgewicht zorgt ook voor een iets grotere kans op een trombosebeen. De oplossing om dit optelossen is afvallen, hierbij kan een huisarts je eventueel ook helpen. Als je rookt dan betekent dit hetzelfde en is het gezonder om te stoppen. Hierbij kan een huisarts ook helpen.
Zit trombose bij jou in de familie? Dan is het niet verstandig om de anticonceptiepil te slikken. Deze verhoogt de kans op trombose nog meer, bespreek daarom met je huisarts welk voorbehoedsmiddel wel veilig is.
Onderzoek
Waarmee kun je zelf onderzoeken of je een trombosebeen hebt? Dit zijn dingen die je voor jezelf kunt controleren:
- Is de kuit van je pijnlijke been (3 centimeter) dikker dan de andere?
- Gebruik je de prikpil of middelen met het vrouwelijke hormoon?
- Heb je in de afgelopen maanden een operatie gehad?
- Zijn de aderen in je pijnlijke been opgezet?
- Heb je een ongeluk gehad waardoor je been opgezwollen zou kunnen zijn?
- Heb je kanker of kanker gehad?
Als je nog twijfels hebt, is het verstandig om naar de huisarts te gaan. Hij zal jou een aantal vragen stellen. Na deze vragen en het bekijken van je been kan de huisarts inschatten hoe groot de kans is dat je een trombosebeen hebt.
Is de kans niet zo groot, dan zal de arts waarschijnlijk besluiten om een bloedonderzoek te doen. In dit onderzoek wordt de hoeveelheid D-dimeer gemeten. Met het D-dimeer kan er worden gezien of je een trombosebeen hebt. Is de hoeveelheid D-dimeer in het bloed normaal, dan heb je geen trombosebeen. Als de hoeveelheid is verhoogd dan is de kans op een trombosebeen groot. Zodra dit het geval is, zal de huisarts je doorsturen naar het ziekenhuis voor een echo van je been.
En nu?
Ondanks dat er dingen zijn om het te voorkomen, heb je toch een trombosebeen gekregen. Gelukkig zijn er dingen te doen en medicijnen die je kunnen helpen.
Omdat je bij een trombosebeen er snel bij moet zijn, krijg je vaak direct bloed verdunnende medicijnen. Je kunt een combinatie van Heparine en Cumarine krijgen of je krijgt een DOAC. De medicijnen zorgen ervoor dat het stolsel in je been niet verder groeit, dat er niet opnieuw een stolsel ontstaat en verkleinen de kans op een longembolie.
De heparine komt in injecties, deze moet je 1 keer per dag onder je huid spuiten. Dit kan in je bovenbeen, maar ook in je buik. Vaak krijg je deze injecties ook na een operatie aan je been, waardoor je een tijdje niet goed kunt bewegen. Je kunt het jezelf aanleren, maar je kunt het ook aan een ander overlaten. Deze injecties krijg je dus samen met cumarinetabletten, zodra deze goed werken kun je stoppen met de heparine-injecties. De trombosedienst zal aangeven wanneer dit het geval is. Ook zal je 1 keer per week of per 2 weken bloed moeten prikken. De trombosedienst geeft ook aan wanneer dit is en kan je daarna vertellen wanneer je kunt stoppen met de medicatie. Dit zal minimaal na drie maanden zijn en als je bijvoorbeeld al een trombosebeen hebt gehad dan minimaal na zes maanden.
Bij een trombosebeen kun je ook een andere bloedverdunner krijgen, de direct oraal anticoagulans oftewel de DOAC. Dit zijn stollingsremmers die direct achter een van de stollingsfactoren aan gaan. Het zijn nog vrij nieuwe medicijnen die sinds een aantal jaar worden voorgeschreven. Bij sommige DOAC’s heb je in het begin nog wel heparine nodig en bij andere weer niet. Ook kun je een steunkous krijgen, deze verkleint de kans dat je klachten houdt zoals zwelling, jeuk, pijn en opgezwollen aders.
Bronnen:
Thuisarts.nl
https://www.thuisarts.nl/trombosebeen/heb-ik-trombosebeen
Trombosedienst-leiden.nl
https://trombosedienst-leiden.nl/trombose-3/trombose/indicaties/arteriele-embolie/