Wat is een voltooid deelwoord

11 okt 2023 | Media

Een voltooid deelwoord heeft te maken met grammatica en het vervoegen van werkwoorden. Als je iets wilt beschrijven dat al gebeurd is, dan gebruik je het voltooid deelwoord. Voltooid betekent namelijk dat iets af is.

Laten we eerst iets zeggen over werkwoorden. Want daar begint het allemaal mee. Een werkwoord drukt een handeling, proces of toestand uit. In een zin zit een onderwerp en die doet of is iets. Bijvoorbeeld ‘De man drinkt een kop koffie op een terras’. Dan is drinken het werkwoord, omdat dat de activiteit aangeeft van het onderwerp, in dit geval ‘de man’.

Werkwoorden moet je vervoegen om ze passend te maken voor het onderwerp. In het voorbeeld is drinken dus het werkwoord. Als je de zin verandert, bijvoorbeeld “De toeristen drinken koffie op een terras”, dan verandert de werkwoordsvorm in drinken.

Werkwoordsvormen

Er zijn in de Nederlandse taal zeven werkwoordsvormen: het hele werkwoord (of infinitief), de stam, de aantonende wijs, de aanvoegende wijs, de gebiedende wijs, het tegenwoordig deelwoord en het voltooid deelwoord.

Hele werkwoord: drinken
Stam: drink
Aantonende wijs – wordt vervoegd naar persoon of getal: ik drink/hij drinkt/wij drinken/zij drinken
Aanvoegende wijs: Drink!
Tegenwoordig of onvoltooid deelwoord: drinkende
Voltooid deelwoord: gedronken

Zoals je ziet geeft het voltooid deelwoord inderdaad aan dat de handeling al plaats heeft gevonden: gedronken – het drinken is klaar.

Een voltooid deelwoord begint meestal met ge- zoals gedronken in het voorbeeld. Andere opties zijn be-, ver-, ont-, her-, bijvoorbeeld begroet, verhuisd, ontwikkeld, hersteld.

Een voltooid deelwoord gebruik je altijd samen met een hulpwerkwoord. Zij heeft iemand begroet, hij is verhuisd, dat product wordt nog verder ontwikkeld, hij is volledig hersteld. Hebben, zijn en worden zijn hier hulpwerkwoorden. Daarnaast vind je een voltooid deelwoord heel vaak aan het einde van de zin.

 

Voltooid deelwoord bij sterke en zwakke werkwoorden

We kennen in onze taal sterke werkwoorden en zwakke werkwoorden. Het voltooid deelwoord van een sterk werkwoord eindigt op -en. Bij een zwak werkwoord is dat een -t of een -d. Sterke werkwoorden veranderen van klank als je ze in een andere tijd zet.
Helpen – hielp – geholpen = sterk werkwoord
Fietsen – fietste – gefietst = zwak werkwoord

 

’t ex-kofschip

Veel mensen hebben moeite met het voltooid deelwoord vanwege de -t en -d aan het eind. Je kunt het werkwoord in de verleden tijd het beste langer maken. Een voorbeeld: we nemen als werkwoord ‘menen’. Vervoegingen: menen – meen -ik meen/hij meent/wij menen/ik meende/zij meende/zij meenden. Bij het langer maken in de verleden tijd zie je een d. Het voltooid deelwoord is dan ook gemeend en niet gemeent. Wat ook helpt is om het voltooid deelwoord zelf langer te maken. Het is de gemeende woorden en niet de gemeente woorden.

Een ander hulpmiddel is ’t exkofschip (voor de ouderen onder ons bekend als ’t kofschip). De regel werkt zo: als je kijkt naar de medeklinkers van dit woord, dan heb je dus x k f s ch p. Eindigt de stam van een werkwoord op een van die letters, dan komt er een -t achter. In ons voorbeeld is de stam meen. De laatste letter is een n. Die komt niet voor in ’t ex-kofschip. Daarom komt er een -d achter het voltooid deelwoord = gemeend. Stel dat je werkwoord fixen is. Dan is de stam fix. De laatste letter x komt voor in ’t ex-kofschip en dus is het voltooid deelwoord gefixt. Soms is de laatste letter van de stam een klinker, zoals bij groeien – groei. De klinkers in ’t kofschip tellen niet mee, dus wordt het voltooid deelwoord gegroeid.