Je eerste gedachte is dat een hulpwerkwoord helpt. Dat klopt maar wat houdt dat precies in? Voor de meesten van ons als volwassenen is die parate kennis wel weggezakt. We gebruiken de taal wel – we spreken, lezen, schrijven, Whatsappen – maar we denken niet altijd na over de correctheid van ons taalgebruik. Zeker bij het chatten sluipt een soort nonchalance, maar ook stoerheid er gemakkelijk in. Korte kreten, populair taalgebruik en vergeet de emoticons niet.
Snijd de zin in stukjes en vind het hulpwerkwoord
Door zinnen te ontleden ofwel in stukjes te knippen, krijg je inzicht in hoe een zin is opgebouwd. Dit is belangrijk om de zin te begrijpen. Natuurlijk zijn er veel duidelijke korte zinnen waar dat niet nodig is, maar voor moeilijke zinnen kan het handig zijn. Ook voor het leren van een andere taal is zinsontleding een goed hulpmiddel zijn, hoewel de zinsdelen niet in elke taal gelijk zijn.
Aan het werk met hulpwerkwoorden
Het algemene begrip ‘werkwoord’ is een woord dat een werking uitdrukt. Maar zo simpel blijft het niet, want er zijn diverse soorten werkwoorden, die elk hun eigen taak of functie in de zin hebben. Je hebt hoofdwerkwoorden, koppelwerkwoorden en hulpwerkwoorden.
Het hoofdwerkwoord is het belangrijkste werkwoord in een zin, zonder het hoofdwerkwoord heb je geen zin. Hulp- en koppelwerkwoorden vallen minder op als je een zin leest, je aandacht wordt in eerste instantie getrokken naar het hoofdwerkwoord.
Het werkwoord past zich altijd aan aan het onderwerp van een zin. Als het onderwerp enkelvoud is, is het werkwoord dat ook en als het onderwerp meervoud is, is het werkwoord dat ook. ‘Hij gaat een spelletje op zijn telefoon doen’ (onderwerp en werkwoord enkelvoud), ‘zij gaan een spelletje op hun telefoon doen’ (onderwerp en werkwoord in meervoud).
Als er meerdere werkwoorden in een zin staan is één daarvan het hoofdwerkwoord en de andere zijn hulpwerkwoorden, als in ‘de kinderen hebben de hele middag gespeeld’, waarbij ‘gespeeld’ het hoofdwerkwoord is en ‘hebben’ het hulpwerkwoord).(Bron: Onze Taal).
In the spotlight: het hulpwerkwoord
Het hulpwerkwoord is een werkwoord dat – in combinatie met het hoofdwerkwoord (dat kan een zelfstandig of een koppelwerkwoord zijn) extra betekenis meegeven aan de zin. Het kan iets vertellen over de tijd waarin de zin staat of de mening van de spreker weergeven (modaliteit).
Twee belangrijke kenmerken van een hulpwerkwoord zijn dat het alleen in een zin kan voorkomen wanneer er minimaal twee werkwoorden zijn. Het tweede kenmerk is dat het hulpwerkwoord het woord is dat verandert als je de zin in een andere tijd zet.
De meest voorkomende hulpwerkwoorden zijn ‘zijn’ en ‘hebben’, dat zijn de zogenaamde hulpwerkwoorden van tijd die aangeven dat er sprake is van voltooide tijd. ‘Zijn’ en ‘worden’ zijn de hulpwerkwoorden die de lijdende of passieve vorm aanduiden.
Dan heb je nog een aantal hulpwerkwoorden van modaliteit (die de mening van de spreker weergeven). Die kunnen in twee groepen worden verdeeld. De woorden: blijken, lijken, heten, dunken, voorkomen en toeschijnen geven een mogelijke werkelijkheid aan. De andere groep bestaat uit: kunnen, moeten, (be)hoeven, mogen, willen en zullen. Deze geven een soort van bewezen werkelijkheid aan.
Om dit te verduidelijken staan hieronder een paar voorbeelden:
- Marianne schijnt goed in haar vak te zijn (de spreker is hier niet van overtuigd)
- Marianne blijkt goed in haar vak te zijn (de spreker is overtuigd)
- Boris kan ziek zijn (spreker is hier niet zeker van)
- Boris moet goed ziek zijn (spreker heeft zich laten overtuigen dat dit zo is)
Hoe pas je het hulpwerkwoord toe In de praktijk
Pim en Job moeten leren voor hun proefwerk Nederlands maar hebben de afgelopen weken niet zo heel erg goed opgelet op school. De leraar Nederlands is nu eenmaal niet de meest inspirerende persoon. Bovendien is 50 minuten veel te lang om alleen maar stil te zitten en te luisteren. Ook zijn ze niet zo van de boeken en websites waarmee je door veel taai leeswerk aan je kennis kunt komen. Ze zoeken naar een alternatief om dit op een gemakkelijkere manier te doen. In de Whatsappgroep van de klas tipt een meisje dat YouTube leuke instructiefilmpjes heeft. Als de leraar Nederlands zo’n tip zou hebben gegeven hadden ze er nooit serieus werk van gemaakt, maar nu de populaire en slimme Laura het zegt….
Lesje YouTube met betrekking tot hulpwerkwoorden
Ze spreken af bij Pim thuis en buigen zich over de laptop. YouTube intypen, een zoekopdracht ‘hulpwerkwoorden’ en daar is een bijdrage van TaalTransfer.eu, met een instructiefilmpje. De uitleg wordt gegeven door een tof persoon en is goed te volgen.
In een zin met een werkwoordelijk gezegde staat altijd een zelfstandig werkwoord. Er kunnen in zo’n zin ook hulpwerkwoorden staan. In een zin met een werkwoordelijk gezegde ondersteunt het hulpwerkwoord het zelfstandig werkwoord.’
Hij noemt ook voorbeelden van hulpwerkwoorden:
– ‘In een spannende finale heeft de judoka haar Japanse tegenstandster verslagen’. In deze zin staan twee werkwoorden, ‘heeft’ en ‘verslagen’. Het werkwoord ‘verslagen’ is het zelfstandige werkwoord en geeft een actie aan. Als een zin twee of meer werkwoorden heeft, is de persoonsvorm ‘heeft’ in dit geval een hulpwerkwoord.
– ‘In de toekomst zou ik wel in Amerika willen wonen’, hierin staan drie werkwoorden: ‘zou’, ‘willen’ en ‘wonen’. Hier is ‘wonen’ het zelfstandig werkwoord, dat de actie aangeeft. De andere twee zijn hulpwerkwoorden.
Ook legt de YouTube-leraar uit wat een modaal hulpwerkwoord is. Er zijn er in het Nederlands zes van: zullen, willen, mogen, kunnen, moeten en hoeven. In een zin worden ze altijd gevolgd door een werkwoord dat niet vervoegd is naar persoon of getal (infinitief). Een modaal hulpwerkwoord geeft de zin een extra lading, dat iets verplicht is: ‘moet ik de tafel alweer afruimen?’), dat iets toegestaan is (‘Mogen wij straks een ijsje kopen?’) of dat iets mogelijk is (‘Kon de marathonloper ondanks zijn blessure starten?’).
Tenslotte waarschuwt hij dat er niet altijd een hulpwerkwoord in een zin hoeft te staan, want als er maar één werkwoord staat, is dat automatisch het zelfstandige werkwoord.
Het leuke van thuis naar YouTube kijken is dat je tussendoor kan praten, lachen, je eigen creatieve zinnen kan bedenken, kortom: nog lol hebben ook! Na deze leuke maar leerzame middag zijn Pim en Job klaar voor het proefwerk!