De chinchilla is een knaagdiersoort die nog maar relatief kort als huisdier wordt gehouden. Waar de dieren voorheen in het wild gedood werden, en later in gevangenschap gefokt werden, voor hun bijzonder zachte pels, wordt de chinchilla nu alleen nog maar als huisdier gehouden door de mens. De chinchilla is een schattig knaagdiertje dat actief is in de schemering en ’s nachts, overdag slapen ze meestal. Ze worden 10 tot 15 jaar oud en leven het liefst in kleine groepjes samen, in hun eentje zijn ze niet gelukkig en worden ze zelfs depressief of kunnen ze andere gedragsproblemen ontwikkelen.
Geschiedenis
De chinchilla is een knaagdiersoort die tot de cavia-achtigen behoort en komt van oorsprong voor in Zuid-Amerika, met name Chili en Peru, in het Andesgebergte. Het dier staat al heel lang in de belangstelling. In de 16e eeuw werd de chinchilla namelijk al ontdekt door de Spanjaarden die Zuid-Amerika in die periode veroverden. Aan het eind van de 18e eeuw werd de chinchilla bovendien beschreven door Molina.
In Zuid-Amerika werd er met regelmaat jacht gemaakt op chinchilla’s, zowel door lokale inwoners als door de Spanjaarden. De reden dat ze op de chinchilla jaagden, was om de geliefde pels van de dieren. De pels van een chinchilla voelt namelijk zeer zacht aan en was in die periode niet te vergelijken met andere bontsoorten waar men mee bekend was.
Een paar honderd jaar later ontdekten de Europeanen ook de heerlijk zachte vacht van de chinchilla. De pelzen van dit diertje werden daarom een geliefd exportartikel voor de bontindustrie en er werd grof geld betaald voor de pelzen. Doordat de pelzen zo geliefd waren, kwam de natuurlijke populatie van chinchilla’s in gevaar, dit was aan het begin van de twintigste eeuw. Rond 1910 was de populatie wilde chinchilla’s zo drastisch gedaald, dat het dier met uitsterven werd bedreigd. Mensen begonnen bang te worden dat de chinchilla snel zou uitsterven als er niets aan gedaan werd, en met het uitsterven van de chinchilla zouden de bonthandelaren ook een grote inkomstenbron verliezen. Daarom besloten een aantal mensen wilde chinchilla’s te vangen met als doel te proberen ze in gevangenschap te fokken.
Chinchilla’s vereisen echter specifieke verzorging, waardoor er in de beginperiode dat ze gedomesticeerd werden, veel hobbels op de weg waren. Toch lukte het om chinchilla’s in gevangenschap te fokken en al snel werden nakomelingen van de wilde chinchilla’s op grote schaal in Noord-Amerika en Europa gefokt.
Tegenwoordig, zeker in de 21e eeuw, begint men steeds meer afkeer te krijgen van bont, waardoor ook het tij voor de chinchilla en veel andere pelsdieren gekeerd is. Resultaat hiervan is dat bonthandelaren en chinchillafarms (bedrijven die chinchilla’s fokken voor hun pels) hun inkomsten flink zagen dalen. De chinchillafarms wilden echter blijven verdienen, en begonnen de chinchilla te promoten als interessant en luxe huisdier.
De eerste chinchilla’s die als huisdier werden gehouden waren echter niet stressbestendig, ze hadden veel behoefte aan rust en konden slecht tegen drukte en lawaai. Inmiddels heeft de chinchilla zich weten aan te passen aan een leven in gevangenschap en als huisdier, waardoor ze nu prima in de woonkamer gehouden kunnen worden als huisdier.
Uiterlijk
Als je naar de chinchilla kijkt, zie je een klein knaagdier dat – gemeten van neuspunt tot begin van de staart – 30 centimeter lang is. De staart van de chinchilla is vol behaard en ongeveer 15 centimeter lang. Chinchilla’s hebben een gewicht tussen de 450 en 700 gram, waarbij de mannetjes groter horen te zijn dan de vrouwtjes. Hun kop is gemiddeld van grootte, maar de oren zijn relatief groot (4 tot 6 cm lang en 3 tot 4 cm breed) in verhouding tot de rest van hun lichaam en staan rechtop. De ogen zijn amandelvormig tot rond van vorm en hebben een intelligente, vriendelijke en sprekende uitdrukking. De snorharen van de chinchilla zijn bijzonder lang, deze zijn vaak wel 10 centimeter lang, maar er zijn ook chinchilla’s bekend die snorharen van maar liefst 15 centimeter lang hebben.
Het verschil tussen een mannetje en vrouwtje is bij de chinchilla goed te zien aan de afstand tussen de geslachtsopening en de anus. Bij mannetjes is de afstand groter tussen de geslachtsopening en anus dan dat bij vrouwtjes het geval is.
De chinchilla heeft een gemiddelde lichaamstemperatuur van 37 graden Celsius en ze bereiken een leeftijd van 10 tot 15 jaar, met uitschieters naar 20 jaar oud.
Een bijzonder weetje over de staart van de chinchilla is dat deze erg pluizig en zacht is. En dat is ook te verklaren, uit elke haarwortel in de staart groeien wel 40 tot 120 haren (in vergelijking tot de mens: de mens heeft maar 1 haar groeien uit een haarwortel).
Vacht en kleuren
Chinchilla’s hebben een zijdezachte vacht die extreem dicht ingeplant is. Hierdoor vallen de haren niet tegen het lichaam aan, zoals bij de meeste knaagdieren het geval is, maar staan ze recht van het lichaam af.
Vroeger kwam de chinchilla maar in één kleur voor. Dit wordt de zogenaamde standaardkleur genoemd die goed te vergelijken is met de kleur van een chinchilla-konijn. In een redelijk korte periode, vanaf ongeveer 1930, zijn hier diverse kleuren bijgekomen. Er zijn eenkleurige dieren (vaak met een witte buik) en dieren die een patroon op hun vacht hebben.
Eenkleurige kleuren van de chinchilla zijn:
- Standaard
- Beige
- Mozaïek
- Pink white
- Abricot
- Violet
- Saffier
De patronen en kleuren kunnen samenhangen met een bepaald vachtpatroon van de chinchilla. Deze patronen zijn:
- Ebony
- Velvet
- Bont
In heel zeldzame gevallen kan een chinchilla ebony, velvet en bont tegelijk zijn.
Karakter en gedrag
De chinchilla is een typisch schemerdier. Dit houdt in dat ze zich overdag vaak terugtrekken in hun slaapverblijf en dat ze pas tegen de avond actief worden. Er zijn echter ook chinchilla’s bekend die zich overdag soms laten zien, dit doen ze vooral wanneer ze onbekende geluiden horen of als er dingen gebeuren die hun interesse hebben gewekt.
De chinchilla is niet echt een geschikt huisdier voor (kleine) kinderen, mede omdat ze pas ’s avonds wakker worden wanneer de kinderen gaan slapen. Ook zijn ze minder geschikt voor kinderen omdat het hanteren en verzorgen van een chinchilla specialistisch is. De chinchilla is namelijk veel moeilijker te verzorgen dan een cavia of hamster.
Chinchilla’s staan erom bekend veelal rustig te zijn en erg slim te zijn. Wanneer ze vertrouwd zijn geraakt met de verzorger, laten de meeste chinchilla’s zich goed in de hand nemen en laten ze zich ook aaien. Bijten doet een chinchilla zelden, omdat het niet in hun aard zit. De diertjes zijn erg sociaal en ze worden depressief, lusteloos en sloom als ze solitair (in hun eentje) gehouden worden. Ook kunnen ze dan andere gedragsstoornissen ontwikkelen. Daarom is het raadzaam minstens twee chinchilla’s te houden. Chinchilla’s die op jonge leeftijd in hetzelfde verblijf worden geplaatst, zullen vaak hun hele leven lang bij elkaar blijven zonder problemen. Wanneer volwassen chinchilla’s bij elkaar geplaatst worden, kunnen ze elkaar vaak moeilijker accepteren – het is echter niet onmogelijk om wat oudere dieren rustig aan elkaars aanwezigheid te laten wennen.
Twee vrouwtjes, twee mannetjes of een mannetje en vrouwtje zijn over het algemeen prima samen te houden. Wanneer er in een verblijf twee mannetjes (of meer) met een vrouwtje geplaatst worden, breken er vaak gevechten uit tussen de mannetjes omdat ze ruzie maken over wie het vrouwtje mag veroveren. De gevechten kunnen zo hevig worden dat er zelfs chinchilla’s komen te overlijden. Wanneer je een mannetje en een vrouwtje samenhoudt, moet je er rekening mee houden dat er regelmatig jongen geboren worden. Wil je dit niet? Laat het mannetje dan castreren en/of het vrouwtje steriliseren.
De chinchilla is een behendige klimmer en klauteraar, maar toch kan het weleens voorkomen dat de chinchilla valt en hierbij een bot breekt. Simpele botbreuken genezen echter snel bij deze dieren, maar het is dan wel altijd goed de breuk even te laten controleren bij een dierenarts.
Chinchilla’s maken verschillende geluiden. In de dagelijkse omgang met elkaar, en soms ook naar de verzorger toe, kunnen ze zacht piepen of knorren. Wanneer er echter gevaar dreigt, kan een chinchilla een soort blaffende geluiden maken, zodat de groep gewaarschuwd wordt. Wanneer een chinchilla kwaad is, gaat hij rechtop staan en grommen. Tevens zal zijn belager dan besproeid worden met de urine van de chinchilla.
Wanneer de chinchilla in het donker zijn weg probeert te vinden, gebruikt hij hiervoor zijn snorharen om zijn route te bepalen. Zo kunnen ze hun snorharen gebruiken om vast te stellen of kieren wijd genoeg zijn om doorheen te kruipen. Wanneer de snorharen niet ombuigen wanneer hij zijn kop in een kier of gat steekt, zal zijn hele lichaam er zonder problemen doorheen kunnen.
Voortplanting
Vrouwelijke chinchilla’s zijn vanaf een leeftijd van vijf of zes maanden vruchtbaar. Toch is het beter om het vrouwtje pas te laten dekken als ze minimaal acht of negen maanden oud is, omdat haar lichaam dan volgroeid is en zij beter in staat is om haar jongen te dragen en later te voeden en verzorgen. De cyclus van een vrouwtje duurt ongeveer dertig dagen. Eens in de dertig dagen is ze bereid tot paren en deze bronst (drang om te paren) houdt een aantal dagen aan.
Wanneer het mannetje bij een vrouwtje in het hok verblijft, kan het mannetje gerust bij het vrouwtje blijven als ze haar jongen zoogt. Hij zal de jongen nooit wat aandoen en soms zelfs helpen met de verzorging van de jongen.
De dracht bij chinchilla’s duurt ongeveer 111 dagen en er worden gemiddeld één tot drie jongen geboren. In tegenstelling tot de meeste knaagdieren, worden chinchillababy’s helemaal ‘af’ geboren: ze hebben hun ogen open, kunnen lopen en zijn al helemaal behaard. De jonkies wegen bij de geboorte 40 tot 55 gram. Na 8 weken kunnen ze volledig zelfstandig eten en kunnen ze zichzelf prima verzorgen. Het wordt echter aangeraden om jongen pas na 12 weken bij hun moeder weg te halen.
Lethale factor
Wanneer je wilt fokken met chinchilla’s, moet je als fokker goed rekening houden met de lethale factor. De lethale factor (dodelijke factor) ontstaat wanneer twee witte of twee velvetchinchilla’s gaan paren. De jongen die uit deze kruising geboren worden, worden dan dood geboren of gaan kort na de geboorte dood. Wanneer de jongen het overleven, hebben ze vaak vele misvormingen. De lethale factor ontstaat waarschijnlijk door bepaalde genen die mede verantwoordelijk zijn voor de kleur van deze dieren. Witte of velvetdieren kunnen wel gekruist worden met dieren van een andere kleur, dan is er geen lethale factor aanwezig. Wit mag bovendien wel met velvet gekruist worden, dat zorgt ook niet voor een lethale factor.
Huisvesting
Het hok van de chinchilla’s moet ruim genoeg zijn. Wanneer je een paartje chinchilla’s houdt, is een kooi van 100 cm hoog en een grondoppervlak van minimaal 50 vierkante centimeter vaak voldoende. Maar het liefst wordt een hok gezien die nog groter is, bovengenoemde maten zijn de minimale maten waaraan het verblijf moet voldoen. Een goede kooi voor een chinchilla kan je vinden in een vogelkooi, die te koop is in de meeste dierenwinkels. De vogelkooien zijn meestal van metaal, en dus bestand tegen de knagende tandjes van de chinchilla. Een kooi voor papegaaien kan echter niet gebruikt worden als chinchillaverblijf, daar de ruimte tussen de spijlen te groot is.
Het verblijf van een chinchilla moet minimaal een aantal dikkere takken hebben waar het dier op kan klimmen. Takken van beukenhout, wilgenhout en takken van fruitbomen zijn geschikte takken die hiervoor gebruikt kunnen worden. Ook heeft de chinchilla graag een paar plankjes in de kooi waar hij op kan zitten en zicht heeft op zijn omgeving, aangebracht op verschillende hoogtes. Als slaapverblijf kan je een nestkastje of een slaaphokje aanschaffen, alhoewel de meeste chinchilla’s ook zelf een nest maken van takjes of bodembedekking. Toch geven de meeste chinchilla’s wel de voorkeur aan een nestkastje of slaaphokje.
Het chinchillaverblijf moet op een tochtvrije plaats staan en mag nooit in de volle zon staan, daar kunnen ze slecht tegen. Te koude ruimtes of te drukke ruimtes zijn bovendien ook niet geschikt voor een chinchilla.
De vacht van een chinchilla vereist speciale verzorging, waardoor ze elke dag een zandbad moeten nemen in een bakje speciaal chinchillazand. Het zandbad moet voldoende ruim zijn, dus het dier moet er helemaal in kunnen liggen of rollen. De chinchilla gebruikt het zandbak minstens een uur per dag, en het zand moet door de verzorger dagelijks gezeefd worden om vuil eruit te halen. Op de bodem van de kooi en op de bodem van het slaaphok wordt een flinke laag houtkrullen aangebracht.
Water geef je het beste aan de chinchilla in een glazen drinkflesje. Bakjes worden vaak omgegooid en plastic flesjes worden al gauw kapot geknaagd door de chinchilla.
Voeding
Het spijsverteringsstelsel van de chinchilla is erg gevoelig. Het is ingesteld op een vrij karig maar vezelrijk dieet. Wanneer de chinchilla te veel vetten, eiwitten en andere voedingsstoffen krijgt, maar ook als het voer maar een zeer klein beetje beschimmeld is, heeft het dier al gauw last van diarree. De chinchilla kan hier bovendien ook zeer snel aan komen te overlijden. Naast hun standaard chinchillavoer mogen chinchilla’s maximaal één klein stukje groente of fruit per week hebben. Hierbij moet het fruit of de groente ook relatief weinig vocht bevatten. Denk hierbij aan een stukje appel of braam. Een mandarijn of peer bevat te veel vocht en dat is slecht voor hem. Ook zonnebloempitten, pinda’s, slasoorten en koolsoorten mogen nooit aan een chinchilla gegeven worden. Verder moet de chinchilla te allen tijde de beschikking hebben over een knaagsteen en een ruime hoeveelheid hooi. Vooral het hooi mag nooit opraken, omdat hooi van levensbelang is voor een goede en gezonde spijsvertering.
Verzorging
De chinchilla is prima in staat zichzelf schoon te houden en te verzorgen, zoals al gezegd heeft hij hier dagelijks een zandbad voor nodig. Daarnaast moet de kooi regelmatig verschoond worden en je moet dagelijks de uitwerpselen uit de kooi verwijderen. De keutels van een chinchilla zijn normaal vrij hard, maar wanneer ze zacht zijn of afwijken qua vorm, kan dit betekenen dat er iets mis is. Hoe vaak de kooi van een chinchilla verschoond moet worden is afhankelijk van de grootte van de kooi en hoeveel chinchilla’s er in de kooi gehouden worden. Maar als maatstaf kan je aanhouden dat de kooi een keer per week volledig verschoond moet worden, de rest van de week is het vaak voldoende om alleen de keutels/urine weg te scheppen uit de kooi. Mocht de kooi gaan stinken, dan moet de kooi eerder verschoond worden.